In gesprek met Lucy Geertman

Lucy Geertman (Heino, 1963) werkt sinds 2018 als straatpastor voor dak- en thuislozen in Nijmegen bij Stichting Het Kruispunt. Met een groot en warm hart biedt zij een luisterend oor aan deze bijzondere groep medemensen, wier levens haast zonder uitzondering een moeilijke start hadden.

door Bert Janssen

Niet alleen vangt Lucy haar ‘straatmensen’ op, ze komt ook op voor hun belangen en is daarbij niet op haar mondje gevallen. Hoewel straatpastor, is zij er niet op uit om mensen tot geloof te brengen. In haar eigen woorden: ‘Ik verkoop Jezus niet – en mensen krijgen ook te eten zonder eerst naar een preek te hoeven luisteren!’ In september 2022 ontving zij uit handen van burgemeester Hubert Bruls de jaarlijkse Compassiepluim van ‘Nijmegen Stad van Compassie’.

Lucy, kun je je kort aan ons voorstellen? Waar ben je geboren en opgegroeid en uit wat voor gezin kom je?

Ik ben de oudste dochter van een katholiek gezin in Heino (Overijssel) en heb twee jongere zussen. Mijn ouders hadden een kleding – en manufacturenzaak met daarnaast woninginrichting. Van kinds af aan heb ik meegeholpen in de winkel. Ook ging ik met mijn vader mee vloerbedekking leggen en ik leerde al vroeg wat aanpakken is – en ook om met allerlei soorten mensen om te gaan.

Mijn ouders waren gewetensvolle, overtuigde rooms-katholieken. Beiden hadden broers en zussen in het klooster. Op zondag gingen we naar de kerk en we zongen in het jongerenkoor, ons gezin was zeer betrokken bij het kerkelijk leven. Wel werden we heel vrij gelaten: we mochten gaan en staan waar we wilden en op mijn eenentwintigste stond ik al in India met mijn rugzak. Mijn ouders prentten ons in dat alle mensen gelijk zijn. In de winkel moesten we iedereen met evenveel respect behandelen, of het nou de directeur van een bank was of een eenvoudig boertje dat alleen dialect sprak. En iedereen kreeg koffie. Het was ook echt een dorp waar Iedereen je kent.

We ontmoeten elkaar rond het thema ‘compassie’. Welke invloed hadden je jeugdjaren verder nog op jouw gevoel voor mensen?

Ik wilde als kind al missionaris worden. In onze kerk vertelden katholieke paters en zusters over hun missiewerk overzee en zij waren echt mijn helden! Al jong besloot ik dat ik dat later ook wilde: naar de Derde Wereld gaan om kinderen te helpen. Ik vond het heel oneerlijk: kinderen in Nederland hebben alles en kunnen naar school, arme kinderen ver weg moeten dat vaak ontberen. Toen ik wat ouder was, zo’n jaar of twintig, zat ik vanuit de kerk bij de M.O.V: ‘Missie, Ontwikkeling en Vrede’. Daar hielp ik mee om de Vastenactie voor te bereiden en de Vredesweek, schreef ik brieven voor Amnesty en richtten we een Wereldwinkel op in Heino. Thuis vonden ze het prima en mijn ouders stimuleerden mijn betrokkenheid. Op het Atheneum in Raalte zat ik in het schoolcabaret waarmee we maatschappijkritische noten kraakten en in de kerk was ik lid van de liturgiegroep waarmee we kritische vieringen samenstelden over armoede en vrede. We waren ook heel druk met het IKV en gingen naar vredesdemonstraties in Amsterdam en Den Haag.

Ons dorp Heino was half katholiek en half protestant en de mensen gingen naar de middenstanders van het eigen geloof, zoals de bakker en de slager. Maar mijn ouders vonden dat onzin en deden er niet aan mee. Zij waren lid van een oecumenische gespreksgroep wat in die tijd heel vooruitstrevend was. Ze vonden dat protestanten en katholieken naar elkaars vieringen zouden moeten gaan en brachten dit ook in praktijk. De mentaliteit van ‘alle mensen zijn gelijkwaardig’ heb ik van hen meegekregen. En wat barmhartigheid betreft: het gaat niet om woorden maar om de praktijk. Je kan wel praten over daklozen maar daar wordt een dakloze niet beter van. Je moet iets doen. Dat heb ik al vroeg geleerd, vooral van mijn ouders.

Lucy ontvangt de Compassiepluim 2022 uit handen van de burgemeester

Je hebt theologie gestudeerd en bent lekenmissionaris geweest. Is het geloof belangrijk voor je?

Ja, zonder mijn geloof zou ik dit werk niet kunnen doen of kunnen volhouden. Want soms is het best heel zwaar en deprimerend. Ik heb ook vaak geen oplossingen. Mensen zijn soms zó beschadigd of geestelijk ziek of verslaafd dat je niet meer in termen van oplossingen of een remedie kunt denken. Neem de uitvaarten die er regelmatig zijn. Dan ben ik meestal degene die de lead neemt en de trooster moet zijn en dat moet je dan wel zelf ergens vandaan halen.

Eerder heb je onder gevaarlijke omstandigheden met jongeren gewerkt in Mexico. Op plekken waar ook drugsbendes opereren. Vanwaar die keuze?

Iets concreets doen voor kansarme kinderen in de Derde Wereld wilde ik altijd al. In 1998 ging ik in de stad León in Mexico werken in een straatkinderproject van de Salesianen van Don Bosco. Toen was het nog niet zo gevaarlijk en kon ik nog alleen over straat. Maar vanaf 2005/2006 werd het steeds dreigender, met het corrupte systeem en de steeds grotere activiteit van diverse drugsbendes als belangrijkste oorzaken. Een wijk bestond uit wel 100.000 mensen en er kwamen massa’s kinderen. We organiseerden van alles: we gingen veel met ze voetballen of we hadden knutselspullen bij ons. Ons werk was extra uitdagend en vermoeiend doordat we zelf op het project woonden en dus 24/7 ‘aan stonden’. De criminele bendes werkten ons tegen, want ze zijn er niet bij gebaat dat deze kinderen gered worden omdat ze hen willen gebruiken voor hun narco-business. Soms kwamen jongens van een jaar of veertien, vijftien wekenlang niet opdagen bij het voetballen. En plots waren ze er weer met mooie telefoons en dito sportschoenen en dan wist je wel hoe laat het was. Het was heel gevaarlijk, ook voor mij als westerling omdat de kans altijd bestaat dat je gekidnapt wordt zodat ze losgeld kunnen vragen.

De Italiaanse pater Don Bosco is ook een voorbeeld en een inspiratie voor je?

Dat is hij zeker! Hij was van heel arme afkomst, moest allerlei bijbaantjes doen om zijn studie theologie te betalen. In Turijn ving hij kansarme kinderen op die werden uitgebuit in de bouw en in fabrieken. Don Bosco was heel praktisch ingesteld. Op zondag liet hij de kinderen naar de kerk komen en gaf ze catechese. Maar hij ging ook met ze voetballen en gaf hen te eten. Hij luisterde, gaf hen aandacht en daardoor hoop. Hij wist: een mens is meer dan eten en drinken. Maar hij wilde het niet alleen over God en Jezus en de kerk hebben. Hij wist dat hij àl die dingen moest doen. Don Bosco wilde hen naar een hoger plan brengen: alleen door onderwijs komen kinderen verder in het leven, was zijn overtuiging. In de kapel hier in Nijmegen krijgen de daklozen ook niet alleen maar soep en koffie. We gaan ook rummikuppen met ze of we doen andere gezellige dingen. Die aandacht is essentieel om hen weer een beetje hoopvol te stemmen. De bezoekers een luisterend oor bieden, ze aandacht geven en laten merken dat ze gehoord en gezien worden.

Met vrijwilligers van ‘Stichting Het Kruispunt’ bij de uitreiking van de Pluim

Je hebt heel bewust gekozen voor het werk met dak- en thuislozen, een job die velen van ons als heel zwaar en uitdagend zien. Waarom deze keuze?

Toen ik in 2003 terugkwam naar Nederland wilde ik een nieuwe stap maken. Na jarenlang werken met kansarme jeugd in de gevaarlijke slums van Mexico wilde ik de wereld leren kennen van de kansarme ‘grote mensen’ in mijn eigen land. Dus solliciteerde ik – en binnen een week ging ik met het Leger des Heils aan de slag met dak – en thuislozen in Amsterdam en Haarlem. Het werk is uitdagend en kan heel vermoeiend zijn. Maar vergeleken met mijn jaren in León in Mexico lijkt mijn werk in Nederland meer op een vakantiebaantje. Toen ik daar voor de laatste keer werkte (van januari tot juli 2017) vonden er in onze directe nabijheid per dag gemiddeld zeven aan drugs gerelateerde moorden plaats.

Met de ‘mensen van de straat’ willen jullie graag relaties aangaan op basis van wederkerigheid en gelijkwaardigheid. Wat is je belangrijkste gevoel hierbij?

Vaak heb ik het gevoel dat ik de daklozen moet verdedigen. Als mensen lezen over mijn werk in Mexico vinden ze dat geweldig en noemen ze me een soort Moeder Teresa. Maar als het over de dak – en thuislozen in Nederland gaat, hoor ik vaak: ‘Eigen schuld! Dan moeten ze maar niet zoveel drinken en drugs gebruiken’. Maar dan weet men niet dat zo iemand uit een gezin komt waar bijvoorbeeld vader al verslaafd was, waar geen liefde was en waar misbruik en mishandeling de norm waren. Als jij uit een omgeving komt waar alcohol- en drugsmisbruik normaal zijn, of waar je misschien al als verslaafde ter wereld kwam, dan heb je een heel slechte start. Niemand kiest daarvoor. Het overkomt je. Nu in deze crisistijd en ook door corona zie je mensen omvallen van wie je het nooit had gedacht. Door een simpele echtscheiding kan iemand al dakloos worden. Het gebrek aan betaalbare woonruimte en de onderbezetting in de zorg en de opvang helpen daarbij niet echt mee. Ook het aantal jongeren dat op straat zwerft, is schrikbarend gestegen. Dat komt o.a. door bezuinigingen in de jeugdzorg maar ook door de inkomensdeling: jongeren worden op hun achttiende het huis uit gezet want anders komt de uitkering van de ouders in gevaar.

En dat probeer ik dus allemaal uit te leggen. Laten we deze mensen gewoon zien als medemens en niet als cliënt of probleemgeval of verslaafde. Zoals ik met jou praat, praat ik ook met hen, er is geen verschil. Ik heb ook niet dat belerende en ik vind daklozen niet zielig, daar kan ik helemaal niet tegen. Ik gebruik soms straattaal, zo van: ‘Flikker op, klojo. Doe normaal!’ Dat schept dan geen afstand maar juist een band, omdat ik niet neerbuigend doe. Daardoor voelen mensen zich gezien.

Je ziet de Titus Brandsmakapel als de huiskamer van de stad, waar men drie middagen in de week gratis binnen kan lopen en niets hóeft. Kun je dit beschrijven?

We zijn een super laagdrempelige inloop. We hebben geen beveiligers voor de deur. Je hoeft geen afspraak te maken. Je kunt vijf minuten komen of twee uur. Alles wat we uitdelen is gratis. Als je zes keer koffie wilt dan kan dat. Op vrijdag hebben we uitsmijters en als mensen een tweede willen, doen we niet moeilijk. Voor sommigen is dit de eerste en enige maaltijd van de dag. Sommige mensen zijn buitenslapers zoals de Polen. Dan eten ze bij ons in de kapel een uitsmijter en mogen ze ook nog wat meenemen. Op woensdag hebben we altijd een warme maaltijd. Dat kan shoarma zijn of spaghetti of pannenkoeken – of wat de kok die dag ook maar verzint. Soms komen mensen van buiten koken zoals een paar Indonesische dames. Soms zijn het vrijwilligers of we doen het zelf. Als mensen twee keer willen opscheppen dan kan dat, of men neemt het in een bakje mee.

Wat belangrijk is: er wordt ze niets gevraagd. Er hangt geen lijst bij de deur waar we een naam vragen. Gelukkig hoeven we van de gemeente ook niet bij te houden hoeveel mensen er komen op een dag. Je kunt gewoon zitten en niks doen, maar je kunt ook sjoelen of gezellig kletsen of een kaartje leggen. De bezoeker bepaalt zelf. Als er iemand komt, ga ik ook niet vragen: ‘Waar woon je? Ben je verslaafd?’ of dat soort dingen. Daardoor voelen mensen zich veilig. Een deel van onze mensen zijn ex-daklozen, die hebben inmiddels een eigen plek, een huisje of een kamer. De eenzaamheid onder deze groep is groot. Vaak hebben ze geen of weinig contact met familie en werk is ook niet voor iedereen weggelegd. Daarom blijven ze komen, omdat ze bij ons toch iets als hun ‘extended family’ aantreffen. Ze hoeven bij ons niks uit te leggen en niemand kijkt raar op als je voor het derde winterseizoen dezelfde jas aan hebt met diezelfde vlek of scheur. Er zijn ook buurthuizen van de gemeente, maar daar kost en klein kopje koffie al gauw 1 euro 35. En dat gaan veel mensen niet trekken.

Tijdens de kerstinloop van 2021 waar Lucy kerstpakketten uitdeelt

Kun je iets zeggen over de tol die het bestaan als dakloze eist?

Het is een heel hard bestaan. Elk jaar als dakloze kost je tien jaar van je leven, dat is bewezen. Het is de combinatie van meerdere oorzaken. Voor een aantal van hen is er het onherbergzame buitenslapen met de kou en de vochtigheid die de botten binnendringen en de weerstand ondermijnen. En allemaal lijden ze onder het onregelmatige en ongezonde eten, soms in combinatie met drank en drugs. Er is veel onzekerheid en veel stress: “Waar kan ik slapen, eten, naar de wc? Gaan ze me weer wegjagen? Krijg ik weer een boete? Zou iemand mijn slaapzak weer gejat hebben?” Ook het niet hebben van een eigen plek als je op een zaal in de opvang slaapt geeft stress. Een dakloze is het meest gebaat bij een eigen plek.

Jullie werk vindt voornamelijk plaats vanuit de Titus Brandsmakapel. Is die ruimte nog wel groot genoeg?

Nee, we passen er fysiek niet meer in – en daar word ik zó beroerd van! Ik ben ook bang dat het vanaf nu alleen nog maar drukker gaat worden vanwege de crisis. We moeten gewoon een ruimere plek hebben met een fatsoenlijke keuken en meerdere toiletten. Ik heb ook geen kantoortje en moet buiten gaan staan om te bellen, of in de keuken. Of ik moet tegen mensen zeggen ‘ik bel je wel terug’. Ik loop al zo lang bij de gemeente te bedelen om een grotere ruimte maar tot nu toe nog zonder resultaat.

Je noemt deze mensen van de straat jouw ‘extended family’. Je hebt dus een heel groot gezin waarin je een onmisbare moederfunctie inneemt. Klopt deze omschrijving?

Voor sommigen ben ik wel een beetje een moeder, maar vooral zien ze elkáár als ‘extended family’. Want ik ben natuurlijk niet dakloos geweest en verslaafd en zij hebben een gedeeld verleden waardoor ze elkaar aanvoelen. Soms is iemand al een tijdje niet geweest en dan vragen ze: ‘Hé, we hebben Pietje al een paar weken niet gezien’. Dan leg ik uit dat Pietje in het ziekenhuis ligt of in een afkickcentrum zit of in de bak. En soms heeft iemand plotseling een baan en gaat het goed. Als iemand in het ziekenhuis ligt, schrijven we samen een kaartje dat dan rond gaat. Soms is iemand zo ernstig ziek dat hij waarschijnlijk binnenkort dood gaat en daar bereid ik hen dan op voor. Als iemand overlijdt, zetten we bij de kapel een foto neer waar mensen kaarsjes kunnen branden. Dan vertel ik iets over de persoon in kwestie en nodig ik ze uit om bij de uitvaart te zijn.

Maar we doen ook leuke dingen met elkaar. Als iemand jarig is, vieren we dat . Deze maandag komt Sinterklaas met voor iedereen een persoonlijk cadeautje. Ik weet een beetje wie wat leuk vindt en als iemand buiten slaapt, geven we hem geen kerstverlichting maar warme handschoenen of een muts. Of iemand houdt van knutselen of puzzelen en dan krijgt hij daar wat voor. Met Kerstmis doen we ook wat. Op al dit soort dagen doen we wat je thuis ook zou doen. Dus het is niet alleen maar kommer en kwel!

Waar haal jij de kracht vandaan om dit werk te blijven doen? Hoe houd jij je eigen accu voldoende opgeladen?

Ik haal mijn voldoening en mijn energie uit het contact met de mensen voor wie we zorgen en uit hun reacties. Omdat zij blij zijn, word ik blij. Ik word vrolijk wanneer mensen beter weggaan. Soms komt er iemand met een moeilijk verhaal, soms is iemand verdrietig of in de put. Dan maak ik even een praatje of een van de vrijwilligers doet dat. We geven de mensen aandacht en respect en we krijgen ook veel terug. Als ik zie hoe ze weer opgewarmd en opgemonterd weggaan dan krijg ik daar energie van. Mijn geloof is daarnaast ook belangrijk voor me.

Tijdens de Daklozendag 2022

Tijdens de corona-lockdown gingen plotseling bijna alle vertrouwde plekken dicht waar jouw mensen troost en beschutting vonden. Zoals de koffiecorner van AH en de bibliotheek. Wat heb jij toen gedaan?

Vanaf week één ben ik op m’n eentje door de stad gaan lopen. Een heel aparte situatie. Alles was leeg, ook het NS station. Alleen mijn daklozen liepen buiten. Het was coronatijd en in principe mocht er niets, maar na overleg met de politie mocht ik met mijn koffiekar beginnen in het Kronenburgerpark. ‘Hoe laat kom je weer?’, vroegen ze en daarop besloten we om met vaste tijden te gaan werken zoals we in de kapel doen. Wat bleek? Ruim vóór de afgesproken tijd zaten de daklozen al te wachten op de bankjes in het park. Toen begreep ik dat ze een beetje voor mij en voor de koffie komen, maar dat ze vooral komen om elkáár te zien. Daarom hadden ze die vaste tijden nodig. Toen het mooier weer werd en de parken weer vol liepen, ging ik me steeds meer ‘exposed’ voelen. De politie stelde daarom voor om met de koffie en de maaltijden te verhuizen naar de ruimte buiten vóór de kapel, wat onze buren gelukkig prima vonden. Nu corona voorbij is, gaan we wel door met de koffierondes in de stad maar dan minder frequent.

Je bent heel gemotiveerd om van de uitvaart van jouw dak- en thuislozen telkens een mooie en respectvolle gebeurtenis te maken. Wat betekent het voor jou om hen zo te laatste eer te bewijzen?

Het is superbelangrijk! De gestorvene zelf maakt het niet meer mee maar er zijn vaak meerdere hulpverleners jarenlang betrokken geweest die soms méér familie zijn dan de eigen familie. Die moeten dus een kans krijgen om afscheid te nemen en het een plek te geven. Bij sommige overledenen komen er familieleden, bij sommigen niet. Maar iedereen krijgt van mij de kans om erbij te zijn. Iedereen is welkom. Van de mede dak- en thuislozen komen er vaak niet veel omdat ze het te confronterend vinden: zij komen liever naar de kapel waar een foto staat van de gestorvene en waar ze een kaarsje kunnen aansteken. Het is heel troostend voor deze mensen om te weten dat zij bij hun overlijden ook een waardig afscheid krijgen. Zo zijn de oprichters van ‘Het Kruispunt’ ook begonnen. Deze twee paters, Jan en Fons, begonnen hun werk voor daklozen met de uitvaarten. Ze ontdekten dat dak- en thuislozen zomaar anoniem begraven werden en achterblijvers pas achteraf hoorden dat hun mede-dakloze dood was en al begraven. Dat vonden zij onaanvaardbaar.

Je hebt goed contact met andere organisaties in Nijmegen die zich voor dak- en thuislozen inzetten. Hoe gaat die samenwerking en hoe belangrijk is die?

Ik heb contact met bijna alle organisaties die in Nijmegen met dak- en thuislozen werken, zoals ‘Straatmensen’ en ‘Stichting Dagloon’. Maar ook met de politie, Praktijk Buitenzorg, Pro Personae, Barka, Housing First, NuNN, de GGD, Iris Zorg en het Leger des Heils. Ik ben een soort spin in het web en heb een enorm adressenbestand. Is er iemand overleden, dan app ik iedereen en geef door wanneer de uitvaart is. Maar ik meld ook leuke dingen zoals de Sinterklaasviering en het kerstdiner voor dak- en thuislozen. Als ik me zorgen maak over iemand in de doelgroep dan hebben we onderling contact.

We werken onderling goed samen en helpen elkaar. Ik had een keer skibroeken nodig voor buitenslapers. Margriet van ‘Straatmensen’ ging toen even langs de kledingbank en langs wat kringloopwinkels en kwam terug met twee dozen vol skibroeken. Of iemand kreeg een grote donatie soep of sokken. Ook dat werd netjes verdeeld onder een aantal organisaties. Of we organiseren samen de Daklozendag. Dit soort dingen zijn dus heel mooi geregeld in Nijmegen.

Ook neem ik deel aan vergaderingen met de GGD, de gemeente en de politie over de winteropvang van daklozen. Als ik hoor of zie dat iemand nog buiten ligt en het is koud, dan bel ik de politie of Praktijk Buitenzorg. Dat doe ik ook als ik merk dat het slecht gaat met een dakloze of als iemand uit beeld is. Zelf kan ik dan geen actie ondernemen want ik ben geen instantie en heb geen busje, maar ik hoor en zie wèl heel veel.

De uitreiking van de Compassiepluim 2022

Hoe was het voor jou om de Compassiepluim te ontvangen uit handen van de burgemeester?

Ik was heel verbaasd en blij verrast toen ik gebeld werd. En dat de burgemeester daar dan de tijd voor neemt is een extra eer. Plus het feit dat er aardig wat mensen aanwezig waren. De burgemeester en ik kenden elkaar al wel een beetje: vóór corona bezocht hij een keer een Allerzielenviering waarbij we overleden dak- en thuislozen herdenken. En ook kwam hij een keer naar de Daklozendag. Hij toonde grote betrokkenheid en heeft op beide bijeenkomsten gesproken.

Tenslotte: welke boodschap zou jij de lezers van dit interview willen meegeven?

Zoals al gezegd: laten we met zijn allen de dak- en thuislozen als gewone medemensen zien. Het zijn bijzondere mensen in bijzondere situaties, maar ze zijn vooral niet zielig! Als je ècht wat wil betekenen voor hen, bel me dan en word vrijwilliger! Soms vinden mensen onze doelgroep te eng of te confronterend maar dan kun je iets praktisch doen, zoals eten koken.

‘Praten over’.… daar houd ik niet zo van, dus als je deze mensen ècht wil leren kennen dan moet je op de koffie komen. Denk er daarbij wel aan dat we geen Artis zijn! En we zijn ook geen studieobject! Ik zit er niet op te wachten dat mensen eenmalig komen en allerlei vragen stellen aan de daklozen en dat was het dan. Ze hebben allemaal veel meegemaakt en zijn vaak teleurgesteld. Ze kijken heel erg de kat uit de boom en als je vrijwilliger wordt, kost het je maanden voor je een beetje contact hebt. Maar als je dit ècht wil en je hebt liefde en veel geduld, dan kun je heel veel betekenen voor deze mensen en krijg je ook heel veel terug!

Contact: www.kruispuntnijmegen.nl

 

Nijmegen Stad van Compassie op Facebook

Share This